Onderwijs en scholing

1. Wat is onderwijs en wat is school?

 

Onderwijs is het overbrengen van kennis, vaardigheden en gedrag. Een ander woord voor onderwijs is educatie. School is een instelling waar op een bepaald niveau onderwijs wordt gegeven. Het woord ‘school’ komt van het woord ‘vrije tijd’ in het Grieks. Vroeger had je namelijk vrije tijd nodig om naar school te gaan, toen besteedde iedereen zijn tijd namelijk aan werk. De laatste tijd heeft school een negatieve bijklank onder kinderen en tieners, omdat school als ‘moeten’ wordt gezien en velen niet van school houden.

 

 

2. Wat voor soorten onderwijs zijn er?


Lagere school/basisschool/funderend onderwijs.
Als je 4 jaar oud bent, moet je naar school. Je gaat dan naar de basisschool, ook wel lagere school of funderend onderwijs genoemd. Op de lagere school heb je 8 groepen. Je begint in groep 1 en eindigt in groep 8. In groep 1 ben je 4 jaar oud en in groep 8 word je 13.

Hoelang je per dag op de basisschool zit, verschilt per school. Vaak begint de school rond half 9 en eindigt rond 3 uur, met pauze tussen 1 uur en 2 uur. Voor de 8 jaar dat je op school zit is wel een wet voorgeschreven: je moet minimaal 7520 uur onderwijs krijgen.

We delen de 8 groepen vaak in in de onderbouw (groep 1 t/m 5) en de bovenbouw (groep 6 t/m 8). De onderbouw kan ook uitgelegd worden als groep 1 en 2, en de middenbouw dan voor groep 3 t/m 5.

Middelbare school/Voortgezet onderwijs.
Als je klaar bent met de lagere school, ga je naar de middelbare school, ook wel voortgezet onderwijs genoemd. Als je naar de middelbare school gaat, ga je of naar de brugklas, of naar de vmbo. In de eindtoets die je maakt in groep 8, krijg je een advies voor welk niveau je moet doen.
Dit zijn de niveaus:

Praktijkonderwijs
Praktijkonderwijs is het onderwijs voor mensen die Vmbo te moeilijk vinden. Hier bereid je je voor om een beroep uit te oefenen. Dit zijn beroepen waar je bijvoorbeeld in het magazijn moet werken, of in een winkel.

Vmbo
Vmbo staat voor Voorbereidend Middelbaar Beroep Onderwijs. Dit niveau duurt 4 jaar. Er zijn 4 verschillende niveaus in vmbo: Vmbo basis, Vmbo kader, Vmbo GL (Gemengde Leerweg) en Vmbo TL (Theoretische Leerweg). Na Vmbo kan je overstappen op havo of vwo of een beroep uit gaan oefenen.

Havo
Havo staat voor Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs. Dit niveau duurt 5 jaar.

Vwo
Vwo staat voor Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs. Dit niveau duurt 6 jaar. Je bereid je dan voor op de universiteit. Er zijn twee soorten Vwo: atheneum en gymnasium. Gymnasium is atheneum maar dan met Grieks en Latijn.

Hoger onderwijs
Hoger onderwijs bestaat uit: Hbo, Mbo en Wo. Maar wat is hbo, mbo en wo?
Mbo is Middelbaar Beroep Onderwijs. Vmbo’ers kunnen hierheen doorstromen
Hbo is Hoger Beroep Onderwijs. Met een mbo, havo of vwo diploma kan je hier heen.
Wo is Wetenschappelijk Onderwijs. Je kan hier heen met een vwo en een hbo diploma. Dit wordt ook wel de universiteit en studeren genoemd. Hiebij studeer je voor de hogere functies in het bedrijfsleven, zoals

Verschillende soorten scholen

Je hebt ook verschillende soorten basisscholen. Zo heb je:

  • Openbare scholen: scholen voor leerlingen van elke godsdienst of levensbeschouwing.
  • Bijzondere scholen: scholen voor leerlingen van een bepaalde godsdienst of levensbeschouwing.
    -Confessioneel bijzondere scholen: bijzondere scholen met een godsdienstige of levensbeschouwelijke grondslag.

-Algemeen bijzondere scholen: bijzondere scholen die werken van uit een opvoedkundige overtuiging.

  • Brede scholen: scholen die plaats uit maken uit een veel groter geheel van cultuur, opvang, zorg, welzijn en sport.
  • Speciaal onderwijs: scholen voor kinderen die: hoogbegaafd zijn, leer of gedragsproblemen hebben, een erge ziekte hebben of een geestelijk of een lichamelijke handicap hebben.

Deze soorten kan je ook weer opdelen in verschillende soorten scholen.

Zo heb je bijvoorbeeld Montessori, Dalton, Jenaplan, Freinet, iederwijs- school en vrije school:

Montessori scholen zijn scholen waar kinderen zelfstandig werken. Elk kind werkt op zijn eigen niveau en de groep bestaat uit verschillende leeftijden. Ook krijgt een kind veel vrijheid qua leren: hun werk moet gewoon aan het eind van de week/maand af zijn en het kind mag zelf bepalen of hij zijn werk alleen doet of met een klasgenootje.

Dalton scholen zijn scholen waar kinderen ook zelfstandig werken, maar er wordt wat minder aangepast aan het precieze niveau van het kind. Ook móet een kind soms samenwerken. Er zijn vaak groepen van dezelfde leeftijden.

Jenaplan scholen zijn scholen waar kinderen niet alleen lezen en schrijven leren. Ze leren ook dingen als hun eigen mening geven, voor zichzelf opkomen, zelf op onderzoek gaan etc. Ze hebben net zoals de Montessori scholen een vast weekschema. Leeftijd maakt niet veel uit.

Een Freinetschool komt veel overeen met een Jenaplan school. Creatieve en sosiaal-emotionele vaardigheden zijn even belangrijk als rekenen, sshrijven etc., het kind heeft een dagschema/weekschema en leert plannen en zelfstandig werken.

Bij een vrije school wordt het kind op drie gebieden ontwikkeld, namelijk: de hersenen (denken), het hart (voelen) en de handen (maken). Ritme en herhaling zijn belangrijk, zo zijn de lessen bijvoorbeeld altijd op dezelfde tijd. In het begin van de ochtend zijn er vaak vakken als rekenen, taal en geschiedenis, en daarna de creatieve vakken. Er bestaat ook vrije school voortgezetonderwijs.

Iederwijsscholen zijn de meest vrije scholen van dit lijstje. Het kind mag volledig zelf bepalen wat hij doet, en óf hij iets gaat doen. Ze hoeven alleen te leren wat hun interesseerd en als ze het zelf willen. Er gelden alleen wat basale regels zoals ‘elkaar niet expres pijn doen’ etc. De kinderen móéten dus helemaal niets, en er wordt op vertrouwd dat kinderen zelf dingen willen uitzoeken en willen leren

Dit zijn allemaal scholen die vallen onder algemene bijzondere scholen. En algemeen bijzondere scholen vallen weer onder bijzondere scholen, en bijzondere scholen weer onder basisscholen!

 

 

3. Geschiedenis van onderwijs en school

 

Er was een hele tijd geen school. Kinderen werkten gewoon, en leerde zo om in de fabriek te werken, of andere vaardigheden. Dáárvoor leerden kinderen van hun ouders om te voedsel te vinden, vuur te maken, kortom: te overleven.

Het eerste concept van ‘school’ kwam rond de 8ste eeuw. Toen richtte Karel de Grote een wet op dat alle Frankische jongens naar een ‘school’ moesten gaan waar ze leerden schrijven en lezen, plus zingen en bidden. Dit heette een kloosterschool en was een erg gelovige school. Er ontstonden meer van deze kloosterscholen. In de 12de eeuw was dit nog steeds, behalve dat de parochie (kerkgemeente) bepaalde wie de leerkracht werd. De leerkrachten waren heel streng. Deze school was trouwens niet voor iedereen. Meisjes en veel kinderen op het platteland werkten nog gewoon.

Na de vijftiende eeuw gingen steeds meer meisjes naar school, maar er waren twee groepen die niet naar (klooster)scholen gingen, namelijk de adel en de lagere klasse. De adel omdat die thuisonderwijs kreeg van een gouvernante, een mevrouw die hen thuis les gaf. De lagere klas daarentegen, die moest gewoon werken om geld te verdienen.

Deze kloosterscholen gingen lang door, maar in de negentiende eeuw kwam er veel verandering. Dit kwam doordat de scholen nu in handen van de overheid lagen.

In 1806 kwam er een Onderwijswet. In die wet stond bijvoorbeeld dat onderwijzers eerst een examen moesten afleggen voordat ze onderwijzer mochten worden, dat ouders lesgeld moesten betalen en het onderwijs werd neutraal openbaar. Niet meer gelovig dus! Protestanten, Joden en andere gelovigen vonden dat scholen wél gelovig moesten worden, en ze richtte hun eigen ‘bijzondere’ school op.

In 1820 werden lijfstraffen verboden. Lijfstraffen zijn bijvoorbeeld een tik op je vingers, een draai om je oren of billenkoek. Ook dit vonden veel ouders vonden dit belachelijk, ze vonden dat lijfstraffen gewoon bij opvoeding hoorde.

In 1857 kwam er weer een Onderwijswet.
Deze wet probeerde te zorgen dat er geen strijd tussen de ‘bijzondere’ scholen en de normale scholen was. Nog steeds was er trouwens geen leerplicht.
Er kwamen verschillende soorten scholen en onderwijsvormen. Zo had je vier soorten scholen: armenschool, herhalingsschool, eerste burgerschool en tweede burgerschool. De onderwijsvormen waren lagere school, mulo en hbs. Maar wat betekenen deze scholen en soorten onderwijs?

Armenschool was een school voor de arme kinderen. Herhaling school was een school voor kinderen die moeite hadden met leren. Eerste burgerschool was een school voor de wat betere leerlingen. Tweede burgerschool was voor de middelmatige leerlingen. Lagere school was net zoals nu, een basisschool. Mulo staat voor meer uitgebreid lager onderwijs, en dat was de school na de lagere school. Hbs staat voor hogereburgerschool, en dat was ongeveer het voortgezet onderwijs.

In 1874 kwam het ‘kinderwetje van Van Houten’ dat verbood om kinderen jonger dan 12 te laten werken. Dit werkte helaas niet goed, want er werd niet goed gecontroleerd of de wet ook echt uitgevoerd werd. Maar in 1900 kwam de leerplichtwet, waardoor kinderen niet meer kónden werken, ze hadden school!

In 1900 tot 1999 ontwikkelde school zich tot hoe het nu is.

 

 

 

4. Voordelen en nadelen van school

 

Er zijn voordelen en nadelen van school. Daarom heb ik ze hier op een rijtje gezet.

Voordelen:

  • Als er geen school was, dan moesten kinderen nog werken.
  • School helpt je om een goede baan te krijgen later.
  • Je speelt met kinderen van jouw leeftijd.
  • Je leert er veel, zoals rekenen, lezen, schrijven en andere vakken.

Nadelen:

  • Veel kinderen worden op school gepest.
  • Door de manier van leren op school worden kinderen vaak gedemotiveerd om nieuwe dingen te leren.
  • School duurt van s’ ochtends tot laat in de middag, waardoor kinderen weinig vrije tijd hebben.
  • Kinderen moeten op de basisschool allemaal vakken leren die ze later niet gaan gebruiken bij hun baan, of gewoon vergeten.
  • Kinderen leren alleen dingen zodat ze hun toets goed halen. Ze willen, of nou, moeten alleen leren wat ook in de toets gevraagd wordt.
  • Kinderen leren goed als ze iets aan het leren zijn wat hun interesseert. Die interesse krijg je niet door alles in te delen in tijden. Of met een leraar die bepaalt welk onderwerp je moet leren. Het concept ‘leren’ wordt door de war geschud.

 

5. Zijn er veel plekken waar kinderen geen onderwijs krijgen?

 

Er zijn veel plekken waar kinderen geen school krijgen, bijvoorbeeld Afrika. De redenen zijn onder andere:

  • Kinderen moeten werken om geld mee te verdienen.
  • Miljoenen meisjes kunnen niet naar school omdat ze jong uitgehuwelijkt worden.
  • Meisjes moeten in het huishouden werken.
  • Andere kinderen hebben een handicap waardoor ze niet naar een (gewone) school kunnen gaan.
  • Kinderen wonen in afgelegen gebieden waar geen scholen zijn.
  • Omdat er in het gebied oorlog is, kunnen kinderen niet naar school.

Dit zijn de redenen die vooral in ontwikkelingslanden gelden.

Kinderen kunnen ook geen school krijgen omdat ze vrijstelling van school hebben. Je kan vrijstelling van school als:

  • Een kind psychische en lichamelijke klachten heeft waardoor hij niet naar school kan.
  • Als de ouders bezwaar hebben tegen de levensbeschouwelijke richtingen van de scholen in de buurt.
  • Als de ouders een beroep hebben waar ze steeds naar andere plekken moeten gaan, maar deze vrijstelling is alleen een deel van het jaar.

Soms blijven kinderen ook gewoon thuis omdat ze geen zin hebben in school. Dit heet spijbelen of schoolverzuim.

Je hebt ook geoorloofd schoolverzuim. Geoorloofd schoolverzuim zijn de situaties dat kinderen thuis mógen blijven van school. Deze situaties zijn: een uitvaart, een bruiloft, ziekte of een religieuze verplichting

Kinderen blijven ook wel een of een paar dagen thuis door schorsing. Als dit zo is, dan heeft de leerling iets gedaan waardoor de school hem een dag of meer niet wil zien. Hij/zij heeft zich bijvoorbeeld agressief gedragen. Je kan maximaal 5 dagen geschorst worden.

 

 

­­­­­­

6. Thuisonderwijs moet overal legaal worden (betoog).

 

Wat is thuisonderwijs? Thuisonderwijs is dat kinderen thuis les krijgen, van hun ouders. Ruim 400 gezinnen in Nederland doet aan thuisonderwijs.

Helaas zijn er veel mensen tegen thuisonderwijs, en wordt het is op veel plekken verboden. Waarom?

  • Kinderen spelen niet met klasgenootjes en hebben daardoor helemaal geen vrienden en vriendinnen. Weerlegging: Niet alle vriendjes en vriendinnen ontmoet je op school. Vriendjes en vriendinnen maak je ook bij sport, theater en dans clubjes, of gewoon op plaatsen waar je heen gaat.
  • Ouders geven hun kind les, in plaats van geschoolde leraren. Tegenargument: linderen met thuisonderwijs presteren beter dan op kinderen op school.
  • Kinderen merken door thuisonderwijs niets van het echte leven, en dat ze deel uit maken van een bredere maatschappij. Weerlegging: Ik denk dat ouders dat hun kinderen prima meegeven, en ze dat trouwens ook zien bij dingen als naar de supermarkt gaan.
  • In plaats van thuisonderwijs kan je een eigen school oprichten. Weerlegging: dit kost erg, erg veel geld en de laatste tijd worden er veel kleine scholen gesloten.
  • Ouders krijgen een heel andere rol als ze ook nog docent van hun kind moeten zijn.
    Reactie: Dit is wel waar, maar daar is natuurlijk aan te wennen.
  • De kinderen zitten de hele dag binnen. Weerlegging: ik durf te wedden dat kinderen op schóól langer binnen zitten. Kinderen met thuisonderwijs gaan namelijk vaker naar een museum (geschiedenis), een park (biologie) etc., of gewoon even naar buiten om wat te bewegen.

Dus, zijn dit goede argumenten? Niet echt.

 

De voordelen:

  • Ouders weten precies wat hun kind doet en zijn erbij.
  • Het kind mag leren over wat hij leuk vindt, waardoor hij veel meer motivatie krijgt om te leren.
  • Het niveau wordt aangepast aan dat van het specifieke kind.
  • Het kind kan op zijn eigen tempo leren.
  • Het bespaart de ouders duizenden euro’s per jaar.
  • Bij thuisonderwijs wordt het kind minder gestoord.
  • Geen ‘peer-pressure’ (oftewel groepsdruk, de druk die een groep uitoefent op een persoon om zijn gedrag aan te passen naar dat van hen).

Kortom, er zijn niet genoeg goede redenen waarom thuisonderwijs illegaal is en zou moeten zijn. Redenen waarom thuisonderwijs wél goed is, zijn in overvloed. Toch is het nog in een groot deel van Europe verboden, namelijk in Duitsland en heel Oost-Europa. Ook kan je in Nederland alleen toestemming krijgen voor thuisonderwijs als je kind door lichamelijke of psychische problemen niet naar school kan of dat je bedenkingen hebt over de richting van het onderwijs in jouw buurt.

 

Geschreven in september 2018

 

Add comment

Comments

There are no comments yet.

Create Your Own Website With JouwWeb